Guy Peters, Enola.be, 6th of December 2017
De overtreffende trap, verschenen via multidisciplinair platform ChampdAction. Een dialoog van contrabas en live-elektronica van meer dan twee uur, verdeeld over een studioluik en een concertluik. Waren de vorige releases volledig akoestische affaires, dan komt de bas hier in aanraking met de wereld van de elektronica. Al is “in aanraking komen” ook alweer zo’n duffe omschrijving voor wat zich hier afspeelt. Prins, zelf componist en improvisator, voor zijn doctoraat verbonden aan de Universiteit van Harvard en artistiek co-leider van het Nadar Ensemble (en nog veel meer), is geen artiest die genoegen neemt met het scheppen van een kader waarin Jacquemyn kan gedijen, laat staan een fundament waar die laatste op kan bouwen. Dit is geen gemakzuchtig hipsterbandje.
Integendeel, eigenlijk is dit ook een vorm van hardcore improvisatie, waarbij Prins voortdurend in dialoog gaat met de bassist. Als we het goed hebben niet zomaar door een vorm van live-behandeling waarbij het spel van Jacquemyn in realtime bewerkt en teruggekaatst wordt, zoals wel vaker te horen is binnen de hedendaagse elektroakoestische muziek, maar door te volledig te vertrekken vanuit de mogelijkheden van zíjn instrumentarium. Van enige terughoudendheid is geen sprake, want net zoals de bassist regelmatig stuntwerk uithaalt dat het instrument soms meer schade lijkt toe te brengen dan goed te doen, zo is ook Prins’ aanpak soms ronduit agressief, met suizende, sissende, ruisende, flitsende klankgolven die hier en daar naar contactgestoorde noise neigen, met “Altocumulus Lenticularis Duplicatus” als compleet doorgeslagen voorbeeld.
Op zich al iets dat de oren doet spitsen, tot je je plots bewust wordt van hoe goed hij er ook in slaagt om Jacquemyns spel, bijvoorbeeld met hulpstukken (metalen blikjes, e.d.), te imiteren. Dat lukt hem zó goed, dat je er soms het raden naar hebt waar het ene instrument begint en het andere ophoudt. Geen passief reageren, maar actief interageren. Het botst, ruist en bruist, stuitert en stottert, suggereert meer dan eens een compleet systeemfalen. En waar het studioluik nog verdeeld is in zeven stukken, krijg je tijdens het liveschijfje maar twee stukken voor de kiezen. De muziek ademt daar ook meer, met Jacquemyn die z’n volledige register opentrekt en Prins die iets voortbrengt dat afwisselend klinkt als abstracte geluidskunst, plunderphonics (met een flard Beethoven), tape-experiment, turntablism en een aanval op een contrabas.
Klinkt op papier misschien vermoeiend, en dat ís het ook, maar dit is dan ook niets voor gezellige avonden met de vrienden. Dit is bovenal een release die zich enkel op z’n eigen voorwaarden laat beluisteren, en wie daarvoor openstaat én er nog de tijd voor wil vrijmaken, die wordt beloond met een verbluffend spektakel voor de oren.